“Wat is de zin van het leven?” Die vraag klopt niet, omdat het leven geen zin heeft. Het leven is zin. Een zin in het leven is bovendien niet iets wat je voor jezelf opeist, maar dat wat je anderen gunt. Het leven gunt het universum zijn zin. We scheppen zin door plaats voor zin te maken. De zin vecht tegen een tegengestelde kracht die het moet wegduwen—de tegenzin. Het leven is die wegduwende kracht.
Dat het leven zinvol is, suggereert een vrije wil om die zin vorm te geven. Immers, wat voor zin valt er te ontdekken in een zuiver deterministisch universum zonder een vrije wil? Indien het universum inderdaad deterministisch zou zijn, moeten we ons erover verwonderen waar dan het idee van een vrije wil vandaan komt. Hoe kan iets wat geen vrije wil zou bezitten op het idee komen dat er toch zoiets als een vrije wil zou bestaan?
We zijn het erover eens dat een betonnen plaat geen vrije wil kan bezitten, maar een betonnen plaat verdenkt zichzelf er ook niet van er een te bezitten. Alleen de mens verdenkt zichzelf. Het idee van een vrije wil kwam in ons tot stand. Wat voor iets verdenkt het universum ervan een vrije wil te herbergen, als het niet de wil zelve is die dat denkt? De mens is de wil die het universum zijn zin gunt.
Psychiater Viktor Frankl plaatste zijn idee van de wil tot zin als alternatief tegenover de Nietzscheaanse wil tot macht.1 Volgens filosoof Sam Harris is de vrije wil echter een illusie. Wiskundige en natuurkundige formules zouden de gedragingen en gevoelens van de mens aansturen. We ervaren een wilsvrijheid die er eigenlijk niet is, denkt Harris, omdat onze hersenen in de illusie geloven dat we zelf de keuzes maakten die eigenlijk al door ons onbewuste onderbewustzijn werden besloten.
De grote secundaire hersenen, die als een schil rondom de primaire hersenen zitten, zouden enkel achteraf de argumenten bedenken waarom we de ‘wil’ van de primaire hersenen hebben uitgevoerd. Eenvoudiger gezegd: de hersenen houden ons voor de gek. Deze illusie heet cognitieve dissonantie.
Harris zoekt voor zijn ideeën aansluiting bij evolutiebioloog Richard Dawkins en natuurkundige Lawrence Krauss.2 Tezamen verklaart deze drie-eenheid het menselijk handelen als natuurverschijnsel waarin de mens geen rol speelt. Volgens hen verschijnt de mens als computerprogramma op een kosmisch beeldscherm, waarop de mens zijn voorspelbare routines uitvoert. Dit zogeheten wetenschappelijke wereldbeeld laat geen ruimte toe voor zin.
De wijze heren kunnen best gelijk hebben, maar de mens kan niet overleven zonder zingeving, zelfs al is die een illusie. Zouden we werkelijk in de mechanische zinloosheid van ons bestaan moeten geloven, dan werden we depressief, sliepen we zonder te dromen en verloren we de hoop op vooruitgang. Is het niet eigenaardig dat een ding waarvan men aanneemt dat het een deterministisch ding is, ziek wordt van een gebrek aan zingeving als die zin enkel een illusie zou zijn?
De wetenschap wil de wereld zonder beïnvloeding van de wetenschapper meten, maar zij betaalt voor haar kennis met de onbewijsbare aanname dat er zoiets als een ‘werkelijke’ werkelijkheid bestaat die buiten de mens om tot stand komt. Wetenschappers geven toe dat ze onmogelijk kunnen aantonen wat werkelijkheid zou zijn: „Er bestaat geen beeld- of theorie-onafhankelijk concept van de werkelijkheid.”3 De wetenschap kan niet weten wat werkelijkheid is!
Is het mogelijk dat de menselijke waarneming haar eigen werkelijkheid opwekt, dus dat de mens zijn eigen werkelijkheid schept door er tegelijkertijd aan deel te nemen?4
Hersenonderzoekers konden geen vrije wil ontwaren in de zenuwbanen van de menselijke hersenen. Dat bewijst echter niet dat de wil niet bestaat. Geologen die op zoek gaan naar de zwaartekracht van de Aarde vinden haar immers ook niet door in de aarde te graven. Toch is er zwaartekracht: de Aarde bezit geen zwaartekracht, maar zij is de zwaarte die een kracht uitoefent. De mens herbergt in zijn zenuwbanen geen wilskracht, maar hij is de wil die een kracht uitoefent.
Het fenomeen leven is een verschijningsvorm van de wil tot zin van het universum; de mens is het hoogste bewustzijn van die wil. We kunnen onszelf en anderen een zin gunnen door het leven ervan te verdenken zinvol te zijn. We vinden een zin waar we een zin willen vinden. De wil heeft zin. Wie is eigenlijk wiens veroorzaker, de mens of zijn werkelijkheid?
1Viktor Frankl, Der Wille zum Sinn: Ausgewählte Vorträge über Logotherapie (Bern-Stuttgart-Wien: Hans Huber, 2005).
2Sam Harris, Free Will (New York: Simon and Schuster, 2012), 5.
3Stephen Hawking en Leonard Mlodinow, The Grand Design (New York: Bantam Books, 2010), hfdst. 3: What is Reality?
4Richard Conn Henry, “The Mental Universe”, Nature 436 (7 juli 2005): 29.
Reacties
Een reactie posten