Convergeert of divergeert de menselijke soort?
De modern Homo Sapiens representeert een tak van een diverse stamboom mensachtige wezens. De Neanderthaler stierf uit, evenals de Homo Erectus en de Homo Habilis daarvoor. Deze en andere hominidae stamden af van een gemeenschappelijke voorouder die mensen met de chimpansee delen. Hoe is deze voorouder in verschillende soorten humanoïden geëvolueerd? Ze splitsten zich in verschillende sociale groepen naargelang habitat, geografie, of ook psychologie. Hoe dan ook vermengden de groepen zich op een gegeven moment niet meer. Als gevolg daarvan verliep hun biologische ontwikkeling gescheiden van elkaar en ontstonden er nieuwe soorten, waaronder wijzelf, Homo Sapiens.
Het begrip ‘ras’ is een menselijk construct. Het begrip ‘boom’ is ook een menselijk construct, net als ieder ander ding dat mensen een naam hebben gegeven. Zelfs het idee van een menselijk construct is een construct. Maar zulke abstracties steunen wetenschappers als Bill Bye in hun bewering dat ras allesbehalve echt is. Na mensen met honden te hebben vergeleken, concludeert Nye: „Er bestaat geen binnen-soortelijke variatie.” Hij bedoelt ermee te zeggen dat verschillen tussen leden van dezelfde soort, bijvoorbeeld honden of mensen, tot uiterlijkheden beperkt blijven, en dat onder onze huid en vacht alle honden gewoon honden zijn en alle mensen echt gelijk.
Dat zou de discussie over ras en intelligentieverschillen moeten afsluiten, aangezien evolutie handig ophoudt vlak voordat er echte verschillen binnen een soort ontstaan. Maar als Nye gelijk heeft, dan moet Darwin ernaast hebben gezeten. Waarom zouden groepen organismen van dezelfde soort pas genetisch van elkaar beginnen te verschillen, nadat zij op magische wijze aparte soorten zijn geworden?
Volgens Darwin beginnen groepen individuen van dezelfde soort meteen van elkaar te verschillen, zodra zij zich geografisch of anderzijds van elkaar hebben geïsoleerd. Na verloop van tijd zullen leden van zulke gescheiden levende groepen zich niet langer met elkaar kunnen voortplanten. Het is op dat punt dat we van verschillende soorten beginnen te spreken. (Bill Nye draait dus oorzaak en gevolg om. Hij zou misschien Darwins On the Origin of Species eens moeten lezen.)
Terwijl hij het taboe op rassen bij mensen omzeilt, ontdekte Stanley Coren, professor van hondenwetenschappen aan de University of British Columbia in Vancouver, dat sommige hondenrassen consequent intelligenter nageslacht afleveren dan andere. In zijn boek The Intelligence of Dogs rangschikte Coren bijna 80 hondenrassen in klassen van pientere tot gehoorzamende honden. De meestbegaafde honden, zoals Bordercollies en Duitse herders, hebben minder dan vijf herhalingen nodig om nieuwe commando’s te begrijpen, die ze vervolgens 90% van de tijd gehoorzamen. Daarentegen hebben buldog en Afghaanse windhonden meer dan 80 herhalingen nodig om nieuwe commando’s aan te leren, die ze minder dan 25% van de tijd gehoorzamen. Deze vaardigheden zijn erfelijk. Pups van Bordercollies beginnen zich niet zomaar als buldog te gedragen, ook niet als ze met buldog opgroeien.
Ondanks dat ras inderdaad een sociaal construct is, is het desalniettemin overduidelijk dat Darwin gelijk had. Nye’s argumenten zijn politiek, niet wetenschappelijk, en ontworpen om een debat dat het huidige politieke klimaat ongewenst acht in de kiem te smoren. Wat we ras noemen is evolutionair gezien niets anders dan een eerste stap naar soortvorming. Zonder binnen-soortelijke variatie zouden nieuwe soorten gewoonweg niet tot stand kunnen komen. We kunnen weliswaar niet voorspellen waar de menselijke evolutie ons heen zal leiden, maar het is duidelijk dat Afrikanen, Aziaten, Europeanen en andere groepen mensen het gevolg van langdurige perioden van evolutionaire afzondering zijn. We zijn verschillende zijtakken van de menselijke stamboom geworden.
Wolven en honden hebben bijvoorbeeld een gemeenschappelijke voorouder die ongeveer 27.000 tot 40.000 jaar geleden leefde. Evenzo hebben de mensen die de Noordse blanken en de Afrikaanse zwarten zouden worden meer dan 50.000 tot 100.000 jaar geografisch geïsoleerd van elkaar geleefd, totdat moderne transportmiddelen hen weer bijeenbrachten. In ons geval zijn we nog steeds leden van dezelfde soort, omdat we vruchtbaar nageslacht met elkaar kunnen produceren. Maar voor hoe lang nog? Ondanks moderne massamigratie en politiek multiculturalisme bestaat er een reële mogelijkheid dat de verschillende groepen mensen, ofwel rassen, alsnog tot aparte soorten zullen evolueren.
Hier zijn vijf redenen waarom het construct mensenras meer dan alleen een ander kleurtje betekent:
1. Ras als sociale werkelijkheid
Hierboven is een zogeheten Racial Dot Map van New York City te zien. Met behulp van gegevens van het US Census Bureau uit 2010 heeft het Cooper Center for Public Services een kaart van Amerika gemaakt waarop iedere stip een inwoner voorstelt, gecodeerd naar ras. De groene stippen stellen zwarte mensen voor, blauwe stippen stellen blanken voor, rode stippen Aziaten en gele hispanics.
Het is verbazingwekkend, maar op bijna ieder geografisch niveau—stadsdelen, wijken en zelfs straten—leven mensen gesegregeerd naar ras. Lower Manhattan huisvest een geïsoleerde blanke gemeenschap. Upper Manhattan biedt woonruimte aan Afrikaans-Amerikaanse en hispanic gemeenschappen, net als Queens en Brooklyn. De meest zuidelijke punt van Manhattan biedt een plekje aan een kleine, geïsoleerde Aziatische gemeenschap. Dezelfde segregatie valt in welke andere stad dan ook waar te nemen, evenals op nationaal niveau. Blanken domineren er het grootste deel van het platteland, terwijl de meeste minderheden hun toevlucht in verstedelijkte enclaves zoeken.
Het adagium E Pluribus Unum (uit velen, één) vat de gesegregeerde Amerikaanse werkelijkheid dus slecht samen. Amerika is ook geen „smeltkroes van culturen”, maar een verzameling van geïsoleerde gemeenschappen. Dat heeft evolutionaire gevolgen: aangezien blanken, Afrikanen, hispanics, Aziaten en andere minderheden zo bij elkaar blijven kleven, blijven ook de seksuele contacten tussen de rassen tot een minimum beperkt.
Botweg gezegd hebben leden van verschillende mensenrassen in Amerika een voorkeur ontwikkeld om bij elkaar te wonen en onderlinge relaties aan te gaan. En het zijn niet enkel ‘racistische’ blanke Republikeinen die zichzelf van anderen isoleren—iedereen doet het, ook liberale zwarte Democraten. Los van de interraciale vermenging die tot op zekere hoogte heus wel plaatsvindt, kan men toch niet zeggen dat Amerikanen één ras onder God zullen worden. Integendeel. De verschillen worden groter, niet kleiner.
2. Ras als genetische werkelijkheid
We horen vaak dat er niet zoiets als een gen voor ras bestaat. Dat klopt, maar dat weerspreekt het bestaan van genetische verschillen tussen groepen mensen ook niet. Tegenwoordig spreken evolutiebiologen die het verloop van de menselijke evolutie proberen te traceren van ‘mitochondriale DNA-haplogroepen’, oftewel hun op bewijs geschoeide manier om mensen in verschillende genetische oorsprongsgroepen in te delen.
Mensen erven dit haplogroep-DNA van hun moeders. Omdat het DNA dat we van één ouder erven door de evolutie heen minder variatie vertoont, kunnen wetenschappers het als een soort handtekening gebruiken die ze makkelijker door de geschiedenis heen kunnen volgen. Met behulp van de informatie die in dit DNA ligt opgeslagen is het mogelijk om vast te stellen of iemand van Europese, Afrikaanse of Aziatische afkomst is.
Zoals in de bovenstaande grafiek te zien is, stamt iedere mens op Aarde, in overeenstemming met de haplogroep-theorie, van donkerkleurige mensen af die ongeveer 130.000 tot 170.000 jaar geleden in Afrika leefden. Van daaruit trok de mens de wereld in om andere continenten te bevolken. Deze verschillende, geografisch van elkaar gescheiden mensen—ofwel rassen—zouden zich onafhankelijk van elkaar blijven evolueren. Elke groep heeft zich dus aan zijn nieuwe omgeving aangepast.
Volgens onderzoek evolueerde de blanke huid bijvoorbeeld pas ongeveer 8.000 jaar geleden. In het noorden, waar zonlicht schaarser is, hebben zowel Aziaten als Europeanen een lichtere of blanke huid geëvolueerd die zonlicht makkelijker absorbeert, nodig om vitamine D aan te maken. Omgekeerd biedt de pigmentlaag in de zwarte huid van Afrikanen een extra barrière tegen insecten die tropische ziekten als malaria overdragen.
Waarom zou zulke binnen-soortelijke evolutie nou het meest complexe orgaan—de hersenen—van genetische differentiatie vrijwaren, ook nog na een periode van meer dan honderdduizend jaar?
3. Ras als seksuele werkelijkheid
Bill Nye beargumenteert verder dat wanneer een Afrikaan en een Aziaat samen een kind krijgen „het kind een mens zal zijn”. Natuurlijk is dat zo, maar deze redenering bevat een drogreden. Er zal alleen een baby ter wereld komen als er ook eerst een zwangerschap is. De vraag is dus: oefenen Afrikanen, Aziaten, blanken en anderen wel precies dezelfde seksuele aantrekkingskracht op elkaar uit om die zwangerschap te veroorzaken? Als dat inderdaad het geval zou zijn, dan zou een woonwijk met een hypothetische bevolking bestaande uit 50% Afrikanen en 50% Aziaten in de volgende generatie precies één derde Afrikaanse, één derde Aziatische en één derde gemengde baby’s moeten opleveren.
Maar in werkelijkheid zien we iets heel anders gebeuren. Zelfs in zeer diverse wijken mengen mensen van verschillende rassen veel minder vaak dan we zouden verwachten. We zijn kieskeurig en honkvast. Bekende dating sites als OkCupid (zie boven) en eHarmony laten data zien dat ras wel degelijk uitmaakt. Dat is ook wel logisch. Mensen van verschillende rassen zijn zo geëvolueerd na zich duizenden jaren lang met elkaar te hebben voortgeplant, lang voordat moderne beschaving multiculturele samenlevingen uitvond. Zulke evolutionaire conditionering wist men niet zomaar uit. Een onderzoeker van OkCupid legt uit:
“Op individueel niveau kan
iemand niet echt bepalen waar hij opgewonden van raakt—en bijna
iedereen heeft een ‘type’, op wat voor manier dan ook. Maar ik
denk wel dat de trend—het feit dat ras voor zo velen een seksuele
rol speelt, en op zo’n consequente manier—iets over de rol van
ras in onze samenleving zegt.”
Op zijn minst zegt het dat de rol van ras echt is, dus niet slechts een construct, en dat de verschillende seksuele aantrekkingskracht binnen en tussen rassen best een genetische oorzaak kan hebben.
4. Ras als evolutionaire werkelijkheid
Bone Clones is een bedrijf dat ‘osteologische reproducties’ van menselijke schedels verkoopt. Op de productpagina voor een setje Afrikaanse, Aziatische en Europese schedels zegt de beschrijving: „Ook al is het concept ras een controversieel onderwerp, bepaalde kenmerken van de schedel kunnen voor forensische doeleinden worden gebruikt om de verschillende voorouderlijke groepen vast te stellen.”
Die controverse berust vooral op een politiek taboe, niet op wetenschap. Sinds de Nazi’s Europa in een eugenetische nachtmerrie hadden gestort, keerde de wetenschap de mogelijkheid van raciale verschillen de rug toe. Wetenschappers hebben sindsdien altijd beweerd dat alle mensen een gezamenlijke genetische oorsprong moesten hebben. Daarom zouden er ook geen betekenisvolle genetische verschillen tussen Afrikanen, Aziaten en Europeanen kunnen bestaan, op wat uiterlijke verschillen na, zoals onze huidskleur.
Maar niet zo lang geleden veranderde de zaak, toen een ontegenzeggelijke ontdekking een schokgolf door de wetenschappelijke wereld stuurde. In zijn boek Sapiens: A Brief History of Humankind legt professor Yuval Harari uit dat Europese mensen gemiddeld 8% Neanderthaler-genen bezitten. Op hun beurt bezitten Aziaten ongeveer 4% genen van de Homo Denisova, een andere uitgestorven mensensoort. Maar equatoriale Afrikanen, negers, bezitten geen van beide. Deze schokkende ontdekking betekent dat de verschillende mensenrassen wel degelijk een verschillende oorsprong hebben. Het betekent dat we niet gelijk zijn.
5. Ras als biologische werkelijkheid
In deze paragraaf had ik graag een objectieve lijst verschillen tussen mensenrassen opgesomd. Twee redenen weerhouden me ervan dat te doen. De eerste reden is dat ik voor de rest van mijn leven een ‘racist’ zou worden genoemd. Dan zou ik het doelwit worden van politiek correcte haatgroeperingen die zulke ongewenste waarheden met geweld willen onderdrukken. Maar de tweede, veel problematischer reden is dat wetenschappers onderzoek naar raciale verschillen tussen mensen de afgelopen decennia doodleuk hebben genegeerd. Anders dan het boek van professor Coren over hondenpsychologie weten we eigenlijk bijna niets over de erfelijke verschillen tussen verschillende groepen mensen.
Zou de wetenschap echter wel onderzoek gaan doen naar de verschillen tussen mensenrassen, en als ze zulke verschillen daadwerkelijk zou vinden, dan zou dat zeker het einde betekenen van de meest dominante politieke zienswijze van onze tijd—het multiculturalisme.
Reacties
Een reactie posten