Waarom progressieven hun politieke tegenstanders niet (kunnen) begrijpen
Na de Tweede Wereldoorlog moest de Berlijnse burgerbevolking in half omver gebombardeerde woningen strenge winters zien te overleven. Burgers beschikten vaak niet over olie, gas of andere zaken die de geallieerden zich hadden toegeëigend als oorlogsbuit. Duitse gezinnen mochten ieder één boom omkappen om zich te verwarmen. Tegen 1946 was de Berlijnse Tiergarten kaal gerooid. In de winter van 1947 verdween een groot stuk uit het nabijgelegen Grünewald bos.1
De vele bossen in Europa hebben behalve ontspanning voor natuurliefhebbers dus nog een andere, belangrijkere functie. In het geval van een onvoorziene catastrofe, zoals een oorlog, kunnen bossen de Europese bevolkingen tijdelijk van brandhout voorzien. Daarmee kunnen honderden miljoenen mensen twee of meer winterjaren hun slaapvertrekken verwarmen.
Onvoorziene catastrofes
Het probleem met onvoorziene catastrofes is dat ze onvoorzien zijn. Bossen moeten je dus conserveren voor het zeldzame geval dat we ze nodig hebben. We weten vandaag niet waar we de bossen morgen voor nodig hebben. Daar ligt de kloof tussen conservatieven en progressieven, want progressieven zien wel de kansen voor verandering en vooruitgang, maar hebben geen oog voor de eindeloos mogelijke catastrofes die de mensheid te wachten staan.
Zelfs een progressieve planeconomie kan geen rekening houden met de kleinste schommelingen in het menselijke noodlot. Kalm langetermijndenken maakt conservatieven terughoudend en dus weinig veranderingsgezind. Gefrustreerde progressieven willen zo graag verandering dat ze hun tegenstanders liever in de bruinzwarte hoek zetten.
De F-test
Dat wegzetten deed ook de Duitse denker Theodore Adorno die de ‘fascisme test’ ontwikkelde. Aan de hand van een vragenlijst kan een deelnemer vaststellen of deze aan een fascistische persoonlijkheidsstoornis lijdt. De test verraadt een eenzijdig wereldbeeld vol vooringenomenheid.
Een stelling luidt bijvoorbeeld: “Gezien de menselijke natuur zal er altijd oorlog en conflict in de wereld zijn.” Bent u het hier mee eens, dan hoort u thuis in het hokje fascist. U denkt namelijk in termen van onoplosbare en onvermijdelijke oorzaken waartegen de mens voor zijn bestaan altijd strijd zal moeten leveren.
De progressieve werkelijkheid
Een progressief mens gelooft dat onze werkelijkheid de zuivere uitkomst van de creatieve menselijke wil is. Mind over matter, noemen ze het, de geest die het fysieke beheerst. Omdat progressieven zich in gedachten een betere wereld kunnen inbeelden, geloven zij dat mensen deze perfecte wereld ook kunnen bouwen. Progressieven gaan voor het gemak voorbij aan het simpele feit dat je een uur inspanning maar één keer kunt uitgeven.
Progressieven gaan uit van een perfecte wereld en zoeken overdag naar boosdoeners die deze droom kennelijk tegenhouden. Zelf verrichten ze weinig inspanning. Het is veel makkelijker om de tegenstander voor boze witte man of antisemiet uit te schelden.
Progressief denken is een kinderlijk naïeve manier van denken, een teken van emotionele onvolwassenheid. Volgens de progressieve lezing is oorlog de schuld van slechte rechtse mensen die het gewoon leuk vinden om oorlog te voeren. Niet voor niets is een groot deel van het progressief-liberale gedachtegoed erop gericht de boze massa heroptevoeden.
Oorlog en vrede
De stelling van Adorno klopt natuurlijk van geen kanten. Inderdaad veroorzaakt de menselijke natuur geen oorlog, het is onze natuur die oorlogen helpt overleven. Maar Adorno’s stelling impliceert dat indien niet oorlog, dan wel vrede het gevolg van menselijke natuur moet zijn. Dat klopt niet. In werkelijkheid veroorzaakt de menselijke natuur noch oorlog, noch vrede.
Oorlog en vrede zijn gevolg van een complexe wereld die wij niet kunnen voorspellen. Een mogelijke reden waarom oorlog nog bestaat, is dat mensen juist in vredestijd de grootste strijd horen te leveren om oorlog te voorkomen. Conservatieven begrijpen dat, maar wint progressieve naïviteit de overhand, en nemen wij de vrede weer voor lief, dan slaat de werkelijkheid hard terug.
In oorlogstijd mogen we nooit doorslaan, maar in vredestijd mogen we nooit verslappen. Boze rechtse mensen veroorzaken geen oorlog, maar zijn boos omdat progressieve mensen in hun fantasiewereldjes blijven ronddartelen zonder zich om de toekomst te bekommeren, net als de krekel uit Aesopus’ bekende fabel met de mier.
Geschiedenis schrijven
Progressief-linkse en conservatief-rechtse mensen zijn voor hun gezamenlijke overleving tot elkaar veroordeeld. De een wil vooruitgang ten koste van langetermijndenken, de ander kiest voor een langdurig bestaan boven risicovolle verandering. Beide ideologieën tezamen maken de mens tot een dynamisch karakter wat nog veel geschiedenis zal schrijven.
Het progressieve wereldbeeld verkoopt een wereld zoals die zou moeten zijn, tenminste volgens de dromers, maar het conservatisme herinnert ons eraan hoe de wereld werkelijk is. Conservatieven weten dat zelfs een klein beetje verandering in goede banen leiden een bijna bovenmenselijke opgave kan blijken.
Het ware gevaar ligt noch in linkse noch in rechtse politiek, maar in het gevaar dat de ene of de andere ideologie de overhand krijgt, zoals vandaag in het Westen weer gebeurt. In dit opzicht was het nazisme van de twintigste eeuw progressief, omdat het een snelle verandering van de wereldorde nastreefde.
Een leeuw temmen
Rechtse mensen snappen dat je een wilde leeuw niet vriendelijk kunt vragen om zich beter te gedragen. Wilde leeuwen eten ons op. Maar volgens progressieven zijn we dan leeuwenhaters. Dat is het wereldbeeld van een vierjarig kind dat alleen zichzelf de schuld kan geven voor alles wat het niet begrijpt.
Niet de conservatieve mens, maar de progressieve mens is onwetend en naïef. Als progressieven echt zo graag de wereld willen veranderen, dan kunnen ze beginnen met zichzelf te veranderen in volwassenen.
1Frances Stonor Saunders, The Cultural Cold War: The CIA and the World of Arts and Letters (New York: The New Press, 2001), 8.
Reacties
Een reactie posten